Hemelpoort

Hemelpoort đź’š

“Waar gaan we naar toe papa?” vroeg een klein meisje aan haar vader.

Vader keek zijn kleine meid lachend aan.

“Ik breng je naar huis.”

“Naar huis? Maar we komen zojuist van huis?”

Vader bleef even staan, bukte zich en keek zijn dochter in haar mooie lieve ogen aan. “We gaan naar ons echte huis.

Waar we zojuist vandaan komen was ons tijdelijk huis.”

Het meisje begreep het niet zo goed.

“Kom, laten we even op het bankje daar gaan zitten.”

Vader tilde zijn meisje op en liep naar een bankje aan de rand van het bos, zette haar op het bankje en ging naast haar zitten.

“Je weet toch dat er een Hemel is en dat papa daar nu woont?”

Het meisje knikte stilletjes.

“Daar wonen alle mensen en zo nu en dan mag je terug naar de Aarde om daar te leren van het leven.

Is je leven klaar, dan mag je weer terug naar huis, de Hemel.”

“Is mijn leven dan nu al klaar?” vroeg het meisje.

Vader keek het meisje verdrietig aan.

“Nog niet helemaal.

Ik wil je alvast laten zien waar je naartoe gaat als het wel zover is.

Zodat je dan niet bang bent en weet waar en wat thuis is.”

Het meisje knikte weer, ze had het begrepen.

“We gaan gewoon op reis”, en het meisje sprong van het bankje af.

Vader stond nu ook op en gaf zijn dochter een hand.

“Zullen we dan verder gaan met de reis?” vroeg hij haar.

“Ja papa, graag. Ik ben zo nieuwsgierig naar thuis.”

Vader en het meisje liepen hand in hand het dichte bos in.

Het bos was al oud. Dit was ook niet het normale bos waar ze weleens wandelden. Nee, ze wist gelijk dat dit een toverbos was.

Ze zag de bomen bewegen als ze langsliep, ze zag kleine schimmen heen en weer springen.

Ze hoorde de roep van een uil. Vader lachte in zichzelf.

Hij had al gezien dat zijn dochter opmerkzaam was

en dat ze de schimmen gezien had.

Opeens bleef vader staan.

“Kom maar tevoorschijn!” riep hij hard.

Het meisje wist niet waar ze naartoe moest kijken.

Vanuit alle openingen van het bos kwamen Elfjes, Kaboutertjes, muisjes, eekhoorntjes, vogels en vlinders tevoorschijn.

Een oude uil vloog naar een dikke tak en ging daarop zitten.

“Welkom in het toverbos”, zei hij statig.

“Wees zo vrij om verder te lopen.

In dit bos zult u Ă©Ă©n van de poorten van het Hiernamaals vinden.

Loop het rechte pad af en je komt de poort vanzelf tegen.”

Vader bedankte de uil, gaf zijn dochter weer een hand en liepen samen verder. Onderweg vlogen de vlinders met hen mee.

Het meisje keek haar ogen uit, het waren er ook zoveel.

“Welkom”, hoorde ze opeens in haar linkeroor.

“Welkom, ik heb op jou gewacht.”

Het meisje keek snel naar links en zag een heel klein mannetje op haar schouder zitten.

Hij had een klein mutsje op, een klein kort broekje aan, rood glimmend haar en vier prachtige wit paarlemoeren vleugeltjes.

“Hallo”, zei hij weer.

“Hallo”, zei het meisje.

“Ik kom je helpen”, zei hij weer.

“Je gaat de Hemel verkennen en ik zal samen met je vader daar naartoe brengen.”

Het meisje kon haar ogen niet van het kleine mannetje afhouden.

Hij was ook zo schattig. “We komen straks bij een kruispunt.

Je kunt dan verschillende wegen in slaan.

De wijze uil zei dat jullie het rechte pad moesten volgen om bij de poort te komen. Maar wat hij er niet bij vertelde is dat er keuzes gemaakt moeten worden.

Welke weg zal jouw rechte pad worden.

Het ene pad zal wat moeilijker begaanbaar zijn dan het ander.

De keus is aan jou, welk pad je gaat nemen.

Weet dat welke weg je ook neemt, aan het eind van die weg altijd de Hemelpoort staat.” Het meisje had het begrepen.

“Kijk!” het mannetje wees naar het kruispunt.

Vader en het meisje bleven staan.

Keken naar de wegen en vroegen zich af wat daar te beleven viel.

Er stonden geen borden met aanwijzingen.

“Welke kant moeten we nu op?” vroeg het meisje wat huilerig.

“Ik weet het niet”, zei vader.

“Ik mag je alleen naar huis brengen.

Welke weg je ook inslaat, ik loop met je mee.”

“Wacht”, zei het mannetje. “Als ik nu eens een stukje vooruitvlieg en alvast ga kijken welke weg het mooiste is.”

Dat vond het meisje een goed idee.

Het mannetje ging op weg.

Het meisje ging even op een steen zitten en overdacht de hele situatie.

Het was hier mooi.

De bomen waren groot en hadden een heerlijke geur.

Er groeiden bloemen op de open plekken en de warmte van de zonnestralen waren heerlijk.

“Welke weg moet ik nu nemen?” vroeg ze zichzelf af.

Een klein lief stemmetje gaf haar antwoord.

“Wil jij de makkelijkste weg recht naar de Hemel zelf, of wil je de moeilijke weg met nog heel veel lessen?”

“De makkelijkste weg”, zei ze tegen zichzelf.

Maar toen ze er over nadacht begon ze wel te twijfelen.

“Hoeveel meer lessen ik geleerd heb, hoe mooier de Hemel voor mij zal worden.

Bij een volgend leven hoef ik die lessen niet meer te leren.

Ohh, wat moeilijk ook allemaal.”

Het kleine mannetje kwam terug en vertelde aan haar wat ze kon verwachten.

Het meisje stond op van haar steen en gaf haar vader weer een hand.

“Ik heb gekozen”, zei ze zacht.

“Ik zal deze weg inlopen. Het zal niet makkelijk zijn, maar ik weet dat jij, papa, met mij mee wandelt en dat jij mij thuisbrengt.”

Vader knielde voor zijn kleine meid en omhelsde haar.

“Het pad dat je hebt uitgekozen is mooi.

Ik vind je ontzettend dapper, maar zullen we nu verder gaan?

Dat pad is niet voor nu, je zult het gaan volgen nadat je de Hemel hebt gezien.”

Vader stond op en keek zijn kleine meisje met een betraand gezicht aan.

“Zie daar…”, en hij wees naar het licht dat achter het meisje tevoorschijn kwam.

Het meisje draaide zich om en keek in het meest heldere licht dat ze ooit gezien had.

“Kom, laten we naar binnen gaan”, zei vader.

Ze namen afscheid van de kleine Elf.

Het kleine mannetje gaf haar een zoen op haar wangetjes.

“Weet dat de geest van liefde bij je is, als je in het bos bent.

Kijk naar de horizon als je over de velden loopt en zie de liefde van Moeder Aarde. Voel de stilte in jezelf en geniet van iedere seconde die je bij haar bent.

Zij zal je rust en kracht geven.

Zij zal je de liefde en de stilte laten ervaren.

Weet dat zij van je houdt met heel haar hart.”

Het meisje kreeg tranen in haar ogen van de prachtige woorden die hij haar had gezegd.

“Kom”, zei vader, “we moeten gaan, ze wachten op ons.”

Het meisje droogde haar tranen en keek het kleine mannetje nog één keer aan. “Dank je wel”, en ze liep samen met haar vader de Hemelpoort binnen.

Ze zag in de Hemelpoort allemaal beelden die ze nog niet kende.

De stem in haar, vertelde dat dit de lessen waren die zij nog tegen zou komen in haar leven. Het licht werd feller en feller.

En toen was het plotseling weg.

Vader en het meisje stonden nu in een groot bos dat leek op het bos waar ze vandaan kwamen.

Vader keek zijn dochter liefdevol aan.

“Kom maar, wees niet bang”, en ze gingen samen op pad.

Na een klein stukje lopen, kwamen ze bij een open veld aan.

Het meisje keek haar ogen uit.

Een groot gebouw stond midden op een grote heuvel.

Er stonden kleinere gebouwtjes omheen.

Ze zag kinderen spelen en overal Engelen lopen.

De temperatuur was er aangenaam, het voelde echt als thuiskomen.

Opeens voelde ze een hand op haar schouder.

Ze draaide zich snel om en keek naar een prachtige witte Engel.

De Engel knielde en keek haar recht in de ogen aan.

“Je bent nu in Zomerland. Dit is een land waar alleen kinderen komen.

Jij bent nog een kind en je mag straks terug om volwassen te worden.

Je mag Zomerland verkennen, je mag hier spelen, je kunt hier jezelf zijn.

Kijk rond en geniet.”

Vader ging naast de Engel staan en zei: “Ik breng je straks weer terug.

Ga maar snel en maak plezier.”

Het meisje vond het een beetje eng om alleen Zomerland te gaan verkennen.

Maar de natuur was hier zoveel mooier, de stilte was hier zoveel meer voelbaar.

Ze voelde zich hier echt gelukkig worden.

Ze zag een groep kinderen die aan het zwemmen waren en vroeg of ze mee mocht doen.

Ze trok haar jurkje uit, sprong in het water en zwom naar de groep toe, die haar lachend verwelkomden.

Opeens sprong er een dolfijn vanuit het water de lucht in en dook met een plons weer terug het water in.

Alle kinderen juichten.

Urenlang had ze met de kinderen en de dolfijnen gespeeld.

Maar het meisje wilde meer van Zomerland zien.

Ze bedankte de kinderen en de dolfijnen en liep verder het land in.

In de verte zag ze een klein huisje staan.

Er kwamen kringetjes rook uit het schoorsteentje.

De geur die ze rook maakte haar hongerig.

Ze opende het hekje van het tuintje en ging op een stoeltje zitten dat buiten stond.

“Ik heb al op je gewacht”, zei de oude dame.

Ze had haar dikke grijze haar in een knot gedraaid.

“Je zult wel honger hebben”, zei de vrouw lachend tegen het meisje.

Het meisje knikte.

Even later kwam de vrouw met een glas versgeperste vruchtenlimonade en versgebakken koekjes.

Ze zette alles voor het meisje neer.

Zelf ging ze tegenover het meisje zitten.

“Eet en drink, het is allemaal voor jou.”

Ze keek het meisje met een strakke blik in de ogen aan.”

De vrouw had de meest prachtige ogen die ze ooit gezien had.

Het leken wel diamantjes.

De vrouw begon te vertellen.

“Ik ben een oude vrouw maar ik ken ieder kind.

Iedereen is weleens bij mij op visite geweest.

Groot en klein. In hun dromen, of na het aardse leven, komen ze bij mij op bezoek.

Ik ben een soort oma voor ieder kind.

Ze voelen zich welkom bij mij.

Maar wat brengt jou hier in deze wereld mijn kind?”

De vrouw wist het allang, maar omdat het meisje zo stil was, wilde ze haar aan het praten krijgen.

“Ik ben met mijn papa naar de Hemel gekomen om rond te kijken.

Straks ga ik weer terug, maar mijn nieuwe weg heb ik al uitgekozen.

Ik zag een Elf”, vertelde ze nu met een lach aan de oude vrouw.

“Oh vertel?” vroeg de oude vrouw nieuwsgierig.

Ze vertelde over wat ze allemaal had meegemaakt en de vrouw genoot van haar opgewektheid.

Toen ze klaar was met haar verhaal, zei de oude vrouw: “Je moet zo weer gaan.

Je vader en de Engel brengen je straks weer naar huis.

Ik wil je graag nog iets zeggen voordat je gaat: Weet dat ik hier ben.

De liefde voor mijn kinderen is groot en ook jij bent een kind van mij.

Als het leven moeilijk wordt en je weet je even geen raad, kom dan in je gedachten terug naar mij. Ik zal je de antwoorden geven, op wat voor manier dan ook.

Weet dat ik hier altijd voor je klaar sta en weet dat de liefde aan jouw kant staat.”

De vrouw gaf het meisje een zoen op haar voorhoofd.

“Ga nu maar snel, het is al laat.”

Het meisje nam afscheid en liep naar het tuinhek.

Bij het hek stonden haar vader en de Engel al op haar te wachten.

“We moeten gaan.

De zon in jouw wereld is al bijna op en je zal spoedig wakker worden”, zei de Engel.

Het meisje wist helemaal niet dat ze aan het dromen was.

Het was allemaal zo echt voor haar.

Ze liep snel naar haar vader en de Engel toe.

En zo verlieten ze in een flits Zomerland.

Ze lag weer in haar bedje en keek naar haar vader.

“Papa, ga je nu weer weg?”

“Nee mijn kind.

Als je straks wakker wordt zul je mij niet zien, maar ik ben wel bij je.

Ik loop met je mee en ik breng je thuis.”

En ook hij gaf haar een zoen op haar voorhoofd.

De Engel die voor haar bed stond keek haar liefdevol aan.

“Je bent een nieuwe weg ingeslagen en het zal niet altijd even gemakkelijk zijn.

Weet dat wij van je houden en dat het leven hier op Aarde een spel is.

Laat los, wat je los moet laten en laat de liefde voor jezelf, voor Moeder Aarde en de werelden in het Hiernamaals je thuis zijn.

Vertrouw alleen op jezelf! Geef jezelf niet weg en beloop je pad.

Je zult de stilte ervaren als je mij aanroept.

Kijk naar de ondergaande zon, als je liefde wilt voelen.

Het is jou zo gegund! Laat je verwelkomen door de Hemelse liefde!”

De Engel kwam naar haar toe en streelde met zijn hand over haar gezicht en sloot zo haar ogen.

Hij keek vader aan en zei: “Je hebt een bijzonder kind.”

Vader lachte en keek naar zijn kleine meid die nu langzaam wakker begon te worden.

De eerste zonnestralen gleden door het raam naar binnen.

De vogels begonnen te zingen en de Engel verdween.

Vader zat op een stoel en keek naar zijn lieve dochter.

Zijn lieve kind die hij op een dag thuis mocht brengen.

Een traan gleed vanuit zijn ooghoek over zijn wang naar beneden.

Hij was er zo dankbaar voor dat hij haar gids mocht zijn.

Hij stond op, om samen met zijn dochter de trap af te lopen en naar buiten te gaan, een nieuwe wereld tegemoet.

Een wereld vol liefde.

© Jolanda Rhijnsburger

Delen mag ❤️ 🙏❤️